Hendrik Zick bouwt zijn instrumenten in de stijl van beroemde vioolbouwmeesters uit het verleden, waaronder Stradivari en Guarneri. Hij gebruikt daarvoor uitsluitend goed gedroogd (klank)hout, dat optimale akoestische eigenschappen vertoont.
Tijdens het bouwen wordt het instrument voortdurend getest op geluid en wordt het bespeeld door hemzelf en musici voordat het gelakt wordt. Hij maakt zijn lak zelf naar Italiaans voorbeeld uit natuurlijke harsen en pigmenten, die een positieve uitwerking op de klank hebben. Dit werk is ingewikkeld, duurt lang en moet aan vele eisen voldoen, voordat een instrument uiteindelijk een goed meesterinstrument is geworden.
Hij schenkt bij het bouwen zijn aandacht in het bijzonder aan de plaatresonantie van het boven- en achterblad en aan de dikteverdeling ervan. Met een goed muzikaal oor worden de intervallen tussen de tonen in het blad beluisterd en, zo nodig, door elektronisch aparatuur verder onderzocht.
Vele mensen associëren een goed instrument met zijn leeftijd: hoe ouder, des te beter zou het zijn. De leeftijd van het instrument is echter niet per se bepalend voor een goede klank. Er zijn namelijk in de wereld uitstekende meesterinstrumenten die door hedendaagse en ervaren bouwers gebouwd zijn en zeker goed klinken. Er zijn dan ook niet voor niets internationale concoursen die deze waarderen met prijzen.